De rammelaar is een geschudde idiofoon die zeer veel voorkomt in Afrika. De verscheidenheid in types, materiaal, speelwijze, timbre is zeer uitgebreid. De onderscheiden, en hier besproken, types zijn: kalebasrammelaar, bolvormige rammelaar, doosrammelaar, korframmelaar, blikken rammelaar, enkelrammelaar. De verscheidenheid binnen deze categorie van instrumenten is zo groot dat we geneigd zouden zijn te denken dat elk volk in Congo zijn eigen typische rammelaars heeft, die alle gemaakt zijn uit plantaardig materiaal. De timbres binnen één type rammelaar kunnen ook sterk variëren door het gekozen materiaal dat in de klankkast geplaatst wordt: steentjes zorgen voor een harde pregnante klank, zachtere granen voor een warmere klank.
Vooreerst zijn er de kalebasrammelaars. Zij komen vooral voor in rituelen die met magie en religie te maken hebben. Om die reden vindt men ze vaak terug in de handen van tovenaars-genezers of adepten van cultussen en genootschappen. Het meest voor de hand liggende type is de kalebasrammelaar waarbij de hals van de kalebas wordt gebruikt als handvat, een volgende stap is dat de hals wordt afgesneden en in de hierdoor verkregen opening een stok wordt bevestigd die als handvat dient. Vooraleer men deze stok bevestigt, stopt men in de holle ruimte van de plant pitten of grote zaden van vruchten. Door met het instrument te schudden verkrijgt men een zeer doordringende klank en creëert men tegelijk een ritmisch patroon. Het is niet ongewoon om kalebasrammelaars aan te treffen die kleurrijk (rood, wit, geel) versierd zijn met geometrische motieven. Vaak wordt ook de grote ronde kalebas omgevormd tot muziekinstrument waarbij het vlees van de plant wordt verwijderd en er in de plaats zaden, kleine steentjes, vruchtkernen e.d. worden ingestopt waarna de halsopening weer wordt dichtgemaakt. In tegenstelling tot het vorige type wordt deze kalebasrammelaar binnen een muziekensemble gebruikt bij het begeleiden van ontspanningsmuziek. De voortgebrachte klank is ook veel zachter dan de doordringende klank van de rammelaar met handvat.
De bolvormige rammelaar is verwant met de kalebasrammelaar maar de klankkast is geen (peervormige) kalebas maar een kleinere (ronde) zaaddoos. De zaaddoos wordt ook gedroogd, uitgehold, opgevuld met kleine partikeltjes en op een handvat geplaatst. Vaak worden er kleine openingen in de rand van de zaaddoos gebrand, soms gepaard met geometrische figuren en lijnen. De eenvoudigste vorm is diegene waarbij één zaaddoos op een handvat gemonteerd wordt, maar vaak worden ook meerdere zaaddozen op één handvat gemonteerd, en soms wordt een handvat met meerdere vertakkingen gekozen waarop telkens zaaddozen zijn gemonteerd.
Het derde type rammelaar dat veel voorkomt in Congo, is de korframmelaar waarbij de bolvormige kalebas wordt vervangen door een vlechtwerk. Opvallend hierbij is de zeer ingenieuze en sierlijke manier waarop dit vlechtwerk is uitgevoerd, dit getuigt van een groot vakmanschap. Zowel de verkregen vorm als de manier van vlechten kennen meerdere varianten. Sommige korframmelaars doen denken aan een gevochten handtasje, andere zijn bolvormig waarbij de klankkast een imitatie is van de vorm van de kalebas. Deze laatste wordt op een stok gemonteerd en soms wordt op het uiteinde van dit handvat een tweede korf gevlochten waardoor een dubbele korframmelaar ontstaat. Deze instrumenten worden op de eerste plaats bespeeld door vrouwen voor het ritmeren van de dansmuziek, maar door het eerder zachte klanklichaam is de voortgebrachte klank veel minder hard dan bij de gewone kalebasrammelaar.
De inventiviteit bij het vervaardigen van muziekinstrumenten in subsaharisch Afrika komt eens te meer tot uiting in het type rammelaar dat de vorm heeft van een gevlochten “doos”; de doosrammelaar. Het principe is vrij simpel: dunne rieten stokjes worden aan mekaar gebonden tot men een platte klankkast bekomt waarbinnen allerlei plantaardige ingrediënten worden gestopt. Daarna worden de zijkanten van deze doos dichtgemaakt en kan men ze als ritmisch instrument gebruiken. De vrouwen die dit instrument gebruiken houden het in beide handen en schudden ermee in horizontale richting.
Af en toe worden ook rammelaars gemaakt door gewoonweg een oud blikje te recycleren tot muziekinstrument. De blikken rammelaar wordt gevuld met zaadjes of steentjes, dichtgemaakt en al dan niet voorzien van kleine doorboringen. Het instrument is eenvoudig en niet zo esthetisch als de andere types rammelaar maar valt op door zijn timbre, gevolg van steentjes die tegen het metaal slaan en voor een scherp en hard geluid zorgen.
Worden de rammelaars die tot nu toe werden besproken alle in de hand gehouden om er ritmische patronen mee te spelen dan zijn er heel wat ritmische instrumenten die aan de arm, de pols of de enkel van de muzikant of de danser worden gebonden en ook hier moeten we opmerken dat deze instrumenten op de eerste plaats uit plantaardig materiaal zijn vervaardigd.
Vruchtkernen en -pitten hebben hier de voorkeur en worden ofwel in hun geheel gebruikt ofwel doormidden gesneden, en in een tros, aan een snoer of op een kader gebonden of gemonteerd en zo bevestigd aan de pols of de enkel van de dansers. Door de ritmische bewegingen die de dansers maken tijdens het dansen (voeten) of het trommelspel (handen), creëren deze instrumenten een bijkomend ritmisch element.
Opvallend is de zorg en de artisticiteit waarmee deze instrumenten worden gemaakt. Het vlechtwerk dat in de materiële cultuur van de congolese volkeren een belangrijke plaats inneemt zorgt ervoor dat deze ritmische instrumenten ook nog eens een extra aantrekkelijk uitzicht hebben.
Dit instrumenttype is terug te vinden bij andere opnamen uit het audio archief die gemaakt werden bij de hierna vermelde Congolese volkeren, onder de volgende inlandse namen:
Tshaku-tshaku (Kongo), Tshotsha (Tshokwe), Wanga (Ngbaka), Wango (Lobala), Yashi (Leele), Yatsh (Kuba), Yele (Bayele) (Nyari), Zeze (Ng'bandi)
Discografie:
© KMMA